De angstige ingenieur

Johan is een 32-jarige civiel ingenieur die nu 4 jaar werkt bij een groot bureau. Hij is verantwoordelijk voor een groot deel van de klantcontacten. Het is een leuke en uitdagende, maar ook drukke baan. Het werk trekt aan; zonder heel veel moeite verkoopt hij het ene na het andere project aan zijn klanten. Dat vind ie erg tof.

Toch ging het een paar maanden geleden mis. Door de druk, spanningen in zijn relatie en een ‘aantal zaken’ die hij aan het verwerken is kreeg hij last van paniekaanvallen. Nu voelt hij constant druk op de keel en in de hartstreek, heeft last van trillingen, transpireren, koude handen en soms het gevoel dat ie gek wordt. Hij verliest bij tijd en wijle de controle over zichzelf en dat is hij helemaal niet gewend. Werken ging niet meer; hij heeft zich ziek gemeld met ‘burnout’. Het frustreert hem in hoge mate dat hij niet opgewassen blijkt tegen deze werkdruk.

Hij kwam in eerste instantie bij een psycholoog, maar dat vond hij toch te vaag. Hij voelt zich weliswaar heel vaak angstig, maar hij heeft gelezen dat dát bij een burnout hoort. Hij is overgestapt naar een speciale burnout-coach die door z’n werk betaald wordt. Omdat het gespannen gevoel zo aanhoud, onder meer in zijn schouders,  gaat hij wel naar de fysiotherapeut die de psycholoog hem genoemd had. Die zou iets doen met metingen.

En daar zitten we dan.

Hij vertelt over z’n paniekaanvallen alsof het hem overkomt als een koortsaanval. Als iets waar hij niets mee te maken heeft en dat, net als koorts, bestreden moet worden.  Hij geeft wel toe dat er sprake is van ‘emoties’, maar dan zonder enige bijpassende mimiek. Met de b.o.-coach praat hij over z’n werk en doet hij running-therapie.

Na z’n verhaal besluit ik het eerste deel van het stressprofiel te doen, dat bij mij bestaat uit het meten van adem- en hartslag in rust. Dat doe ik dan in vier fases, waarbij hij zwijgend in een stoel moet zitten terwijl hij:

  1. iets neutraals aan het lezen is (2 min)
  2. met z’n ogen dicht zit (1 min)
  3. met z’n ogen dicht op z’n adem let (met de opdracht deze niet te veranderen; 1 min)
  4. rustiger en dieper ademt, waarbij het uitademen langer duurt als het inademen (1 min)

Als hij op z’n adem gaat letten dan wordt de adem een stuk langzamer en de onregelmatigheid in z’n hartslag iets groter[1], maar als hij -weliswaar tegen z’n gevoel in- echt veel rustiger gaat ademen schiet de variatie in de hartslag omhoog met een adem van 6 keer per minuut. De hartslag bereikt ook veel lagere waardes (tot onder de 60).

Kenmerkend beeld van iemand met hyperventilatie/overspanning (niet van genoemde persoon). Blauwe lijn is adem. Laatste fase is bewust, rustig ademen

Als ingenieur snapt Johan wel dat dit laatste beeld gunstiger en meer herstellend is. En hij kan dus door rustiger te ademen z’n hartslag verbeteren. Er is een relatie tussen z’n vooralsnog onbewuste lichaamsspanningen en een ontspannen manier van ademen. Zelfs al moet hij deze ontspanning ‘forceren’. Hij scoort ook flink positief op de hyperventilatie-vragenlijst.

Johan gaat, mede door dit inzicht, veel meer aan lichaamswerk doen als alleen hardlopen.  Hij begint aan yoga en gaat de lichaamssignalen veel meer koppelen aan de ervaringen of gedachtes die hij heeft. De spanningen escaleren veel minder tot angstaanvallen; het zijn immers processen die hij kan beïnvloeden.

Hij gaat ook weer terug naar de psycholoog. Uiteindelijk blijkt z’n onveilige jeugd (alcoholmisbruik bij één van z’n ouders) in belangrijke mate verantwoordelijk voor z’n ‘emoties’ en de daarbijhorende basale fysieke onrust en was het werk alleen maar een extra aanjager van deze onrust. Met z’n werk komt hij een wat rustiger schema overeen, zodat hij weer kan opbouwen.

Jip Driehuizen